Minister Dennis Wiersma heeft in een brief aan de Tweede Kamer de contouren geschetst van zijn Masterplan voor het primair- en voortgezet onderwijs. Met steun in de rug van de Inspectie van het Onderwijs wil Wiersma meer focus op de basisvaardigheden. De Inspectie koos voor taal, rekenen en burgerschap. De minister voegt daar digitale geletterdheid aan toe. Het zijn zonder meer belangrijke onderdelen voor het funderend onderwijs, maar levert deze focus oplossingen op voor de hardnekkige problemen in het onderwijs? Is deze focus nodig voor het gehele funderend onderwijs of slechts een deel? En is dit het perspectief dat het onderwijs nu nodig heeft?
‘Als je niet goed kunt lezen, kun je andere schoolvakken niet succesvol volgen en red je je later niet in de maatschappij. Om een baan te krijgen, moet je een goede sollicitatiebrief kunnen schrijven. Om je boodschappen te doen, moet je kunnen rekenen. Om veilig je bankzaken te doen, moet je digitaal vaardig zijn. Om weloverwogen te kunnen stemmen, moet je weten hoe de democratie werkt’. Zo opent de Kamerbrief van de minister. Vervolgens noemt de minister een aantal verklarende factoren van het te lage niveau van de basisvaardigheden: het lerarentekort, de nasleep van de pandemie, een overvloed aan maatschappelijke opdrachten, een verouderd curriculum en nog veel meer. Misschien dat het ‘veel meer’ onderwerpen bevat, die een heel andere focus nodig hebben. Als de analyse van de problemen en de kansen niet juist of niet volledig is, is de kans groot dat de oplossingen het gewenste doel niet bereiken.
Politieke keus vanuit ideologie of vanuit onderzoeksresultaten
De minister wordt door veel mensen uit het onderwijsveld geroemd voor zijn doortastendheid. Een streep door curriculum.nu, veel schoolbezoeken, een heldere keuze voor taal, rekenen, burgerschap en digitale geletterdheid als basisvaardigheden, oplossen van de loonkloof tussen po en vo, extra middelen voor scholing en lesvoorbereiding, structurele bijdrage van 1 miljard om de basis op orde te krijgen en de aankondiging van meer regie middels een Masterplan. Aan de andere kant is er de zorg over de eenzijdige focus en onvoldoende uitzicht over het hoe een aantal hardnekkige problemen in het onderwijs worden opgelost. En is er bij de minister voldoende interesse voor hele andere schoolconcepten dan het traditionele als bijvoorbeeld Agora?
In de interviews van de minister en de Kamerbrief blijkt wat Wiersma wil doen, maar uit het Masterplan moet het precieze hoe blijken. Wordt het beoogde doel duidelijk geformuleerd zodat de effectiviteit van de interventies aangetoond kunnen worden?
Pisa en Pirls onderzoeken
In het meest recente Pisa (Programme for International Student Assessment) onderzoek uit 2018 is een dalende lijn geconstateerd op taalvaardigheid. Nederland duikt voor het eerst onder het internationale gemiddelde. Uit dat onderzoek blijkt ook dat alle vwo en havo leerlingen het gewenste niveau halen en een derde van de vmbo TL leerlingen. De problemen van taalvaardigheid zitten bij het praktijkonderwijs, vmbo basis en vmbo kader. Dat vergt andere interventies dan als er een probleem geconstateerd wordt over de hele breedte van het onderwijs. Gaan scholen voor havo en vwo ondanks goede Pisa-scores straks volop de focus leggen op taal en wiskunde/rekenen? Alleen omdat er geld te halen is. Er is nog een ander internationaal onderzoek dat ook genoemd wordt in de Kamerbrief. Het Pirls (Progress in International Reading Literacy Study) onderzoek naar de leesvaardigheid van groep 6 leerlingen op de basisschool. Dit onderzoek vindt een keer in de vijf jaar plaats. De meest recente cijfers gaan over 2016. De gegevens over 2021 worden pas in december 2022 verwacht. Het Pirls onderzoek onderscheidt vier niveau’s: Laag, Midden, Hoog en Geavanceerd. Van de Nederlandse leerlingen haalt 99% het lage niveau, 88% het midden niveau, 48% het hoge niveau en 8% het geavanceerde niveau. Zijn dit dramatische scores, die stevig ingrijpen van bovenaf rechtvaardigen?
De Inspectie was ook alarmerend over wiskunde/rekenen. Uit de brief van de minister blijkt dat de ambtenaren op het ministerie van OCW het Pisa rapport beter gelezen hebben. Nederland heeft sinds 2015 een dalende lijn omhoog bijgebogen en scoort in de Pisa ranking ruim boven het gemiddelde. De minister schrijft in de Kamerbrief: ‘De zorgen bij rekenen zijn minder groot dan bij andere basisvaardigheden, maar er is zeker nog veel ruimte voor verbetering’. Over burgerschap en digitale geletterdheid is nog weinig onderzoek gedaan en nog geen doelen en competenties geformuleerd. Sinds 2006 ligt burgerschap op het bordje van scholen. Maar in 2021 was de Wet verduidelijking van de burgerschapsopdracht nodig om duidelijk te maken wat de opdracht is. Het onderwijs moet actief burgerschap en sociale cohesie op doelgerichte en samenhangende wijze bevorderen. Daarbij gaat het om de democratische rechtstaat, de rechten van de mens, aanleren van competenties om bij te dragen aan de democratische samenleving, respect voor verschillen en om deze waarden onderdeel te maken van de schoolcultuur. Het is zeer de vraag of voor deze waarden een apart vak in het lesprogramma moet worden opgenomen? Het zou een prachtige aanleiding zijn om de dialoog op schoolniveau tussen leraren en leiding te voeren over de plek van burgerschap en digitale geletterdheid. Veel scholen volgen in hun missie de drieslag van Gert Biesta: kwalificatie, socialisatie en subjectificatie (persoonsvorming). De uitwerking van de laatste twee doelen zou heel goed kunnen leiden tot de conclusie dat burgerschap onderdeel moet worden van diverse vakken en themaprogramma’s.
De minister wil helpen
De minister constateert dat de politiek teveel heeft overgelaten aan het onderwijsveld en dat het tijd wordt om meer ondersteuning te bieden. Deze keer niet met incidenteel geld (zoals bij het NPO, Nationaal Programma Onderwijs), maar structureel met 1 miljard euro. En niet alleen bedacht vanuit het ministerie van OCW, maar met leraren, schoolleiders, bestuurders, lerarenopleidingen, leermiddelenmakers, ouders, bibliotheken, gemeenten, wetenschap en andere relevante partners. En met een samenspraak met iedereen die dat wil op Facebook. Het wordt nog een hele klus voor de minister om deze brede inbreng op een serieuze manier te verwerken in het Masterplan. Zeker als Wiersma het wil presenteren voor de zomer. Wat al wel duidelijk is, is dat in het Masterplan de interventies en ondersteuningsvoorstellen opgebouwd worden langs 5 pijlers:
1. Bij- en nascholing passend bij de behoeften van de leraar en toegespitst op curriculumbekwaamheid.
2. Ontwikkelen van effectieve leermiddelen.
3. Meer de omgeving verbinden aan school.
4. Scherper toezicht van de Inspectie. Dus meer onderzoek en monitoring.
5. Een duidelijke opdracht aan het po en het vo.
Scholen die aan de slag willen met de basisvaardigheden kunnen in aanmerking komen voor financiële ondersteuning en de inzet van Basisteams. Die leveren kennis, extra handen en hulp op school. De eerste 150 scholen kunnen zich opgeven voor zo’n basisteam. Dit aanbod moet uitgebreid worden tot ondersteuning van zo’n 350 scholen. Goed te weten dat er in Nederland 640 vo-scholen en 6530 po-scholen zijn. Het lijkt me verstandig dat de minister aandacht zal hebben voor verwachtingsmanagement.
Hardnekkige problemen in het funderend Onderwijs
Het funderend onderwijs kent een aantal zeer hardnekkige problemen die in de Kamerbrief ten onrechte buiten beschouwing zijn gebleven. Laten we hopen dat die in het masterplan wel aan bod komen. Het lerarentekort wordt wel in de brief genoemd, maar een echte oplossing is nog niet in zicht. Het rijtje van veel gehoorde problemen zijn:
1.Het lerarentekort. Het rapport ‘Leerkracht’ van de commissie Rinnooy-Kan uit 2007 kreeg als ondertitel mee: Nederland staat aan de vooravond van een dramatisch kwantitatief tekort aan kwalitatief goede leraren. De commissie constateerde in 2007 dat de maatregelen van de afgelopen 15 jaar nog steeds onvoldoende soelaas hebben geboden. 30 jaar later zitten we nog steeds met een lerarentekort.
2.Leerlingen in het vo scoren extreem laag op motivatie voor lessen (onderzoek Pisa en Qompas);
3. Het keurslijf van cijfers en toetsen met als gevolg ‘teaching for the test’ en de enorme groei van het schaduwonderwijs en de schokkende uitkomsten in het boek van Karen Heij over de eindtoets basisschool;
4. Te vroege keuzes voor veel jongeren.
5. Te grote klassen. De politiek lijkt al jaren voor kleinere klassen te zijn, maar het gebeurt niet. Er is een voorstel geweest in de Tweede Kamer om een maximum te zetten op 24 leerlingen. Dat heeft alleen zin als er bij 25 leerlingen de klas gesplitst wordt. Dat betekent dat je meer personeel nodig hebt en dan botsen we tegen de lumpsumfinanciering aan;
6. Werkdruk voor docenten. Docenten geven teveel lessen en hebben te weinig tijd voor lesvoorbereiding, samen met collega’s lesprogramma’s maken, scholing en het begeleiden van jonge docenten;
7. Gebrek aan autonomie voor docenten. Docenten hebben steeds minder vrijheid in hun lesprogramma’s. De gekozen leermiddelen moeten gevolgd worden;
8. Groeiende onvrede met het leerstofjaarklassensysteem;
9. Te weinig ruimte voor vakintegratie.
10. De roep vanuit het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties om het systematisch aanleren van competenties als: samenwerken, creativiteit, sociale vaardigheden en kritisch denken.
11. De huidige financiering (lumpsumfinanciering) van het algemeen vormend onderwijs kent prikkels gericht op kostenbeperking in plaats van het bevorderen van de kwaliteit van onderwijs.
Ik hoop dat deze problemen aan bod komen in het Masterplan.
De 5 maatschappelijke opgaven voor het onderwijs
In de brief ook niets over de 5 maatschappelijke opgaven voor het onderwijs, die expliciet zijn genoemd in de Staat van het Onderwijs 2022 van de Inspectie. In het Masterplan komen opgave 1 en 3 zeker aan bod. Ik hoop dat er ook aandacht zal zijn voor de noodzaak om de 5 opgaven met elkaar in balans te brengen. De 5 opgaven zijn:
- Elke leerling en student verlaat het onderwijs geletterd en gecijferd.
- Elke leerling en student kent zichzelf en heeft geleerd zelfstandig keuzes te maken.
- Elke leerling en student draagt bij aan sociale samenhang in de samenleving.
- Elke leerling en student slaagt in het vervolgonderwijs en op de arbeidsmarkt.
- Elke leerling en student krijgt gelijke kansen en een passend aanbod.
De bedoeling van onderwijs en de ‘evolutionary purpose’ van Frederic Laloux
En tot slot nog een andere wens voor het Masterplan: aandacht voor De bedoeling van onderwijs? We hebben de dialoog hierover nodig om de mate van effectiviteit van interventies goed te kunnen beoordelen. Zonder beoogd doel zweeft de inzet van onderwijs in het luchtledige, schrijft pedagoog Gert Biesta in zijn boek Onderwijsonderzoek. Over het bepalen van doelen heeft Frederic Laloux in zijn boek Reïnventing Organizations het idee van het evolutionary purpose (evolutief doel) uitgewerkt. Niet proberen de toekomst af te dwingen in een strategisch plan voor de komende 5 jaar, maar meedansen met wat zich wil aandienen. Het model van agile (ontwikkelingsproces in korte tijdscycli met heldere producten) is voor veel organisaties een handzame aanpak. Iedereen in school kan een antenne zijn voor dingen die komen en zelf een verandering op gang brengen. Op nationaal niveau zal de politiek iets moeten vinden van de bedoeling van onderwijs. Vervolgens zal de bedoeling van onderwijs op schoolniveau moeten worden bepaald op basis van de leerlingenpopulatie, de kwaliteit van het docententeam en de leiding en andere belangrijke context.
Michiel Verbeek, 17 mei 2022