Het nieuwe boek van Geert Biesta is een aanrader. Niet een boek dat je even vlot wegleest, maar waar je voor moet gaan zitten en studeren. Maar het levert je wel weer veel verdieping op in het denken over onderwijs. Over goed onderwijs, de bedoeling van onderwijs, onderwijseffectiviteit, de vrijheid van handelen van docenten en over evidence-informed onderwijs.
Gert Biesta is hoogleraar ‘Public Education’ in Schotland en als pedagoog in Nederland zeer bekend van zijn vele boeken en lezingen over onderwijs. Zijn nieuwste boek gaat over Onderwijsonderzoek. In dit artikel behandel ik een aantal onderdelen uit het boek die mij zeer aanspreken en vast iedereen die streeft naar goed onderwijs en graag meer aandacht wil voor de bedoeling van onderwijs in de maatschappelijke dialoog.
Gert Biesta behandelt in zijn nieuwe boek een aantal fundamentele vragen als Wat is onderwijs eigenlijk? Wat wordt ermee beoogd en welke rol kan onderzoek spelen in het realiseren van goed onderwijs?
1. Het verbeteren van het onderwijs heeft te maken met het ‘hoe’ en het ‘waartoe’. Staat verbetering van het onderwijs gelijk met het vergroten van de onderwijseffectiviteit? Het verbeteren van de effectiviteit kan nooit los staan van wat er beoogd wordt met dat onderwijs.
2. Als een soort leidraad van onderwerpen behandelt Biesta de 10 evidence-informed principes uit het TLRP (Teaching and Learning Research Programme) voor effectief onderwijs en leren:
- rust leerlingen uit voor hun leven over de volle breedte;
- is gericht op grote ideeën, cruciale vaardigheden en processen, manieren van spreken, van denken en doen en houdingen en relaties;
- erkent het belang van eerdere ervaring en leren;
- biedt hulp aan leerlingen om voortgang te boeken in leren;
- gebruikt toetsen om vast te stellen of er leren heeft plaatsgevonden;
- bevordert actieve betrokkenheid van de leerling;
- helpt leerlingen om relaties op te bouwen;
- erkent het belang van informeel leren;
- hangt af van het ontwikkelen van kennis en vaardigheden van leraren;
- vereist beleidskaders gericht op leren.
3. Met het idee van effectief onderwijs is een probleem. Het vergroten van de effectiviteit van educatieve processen en praktijken betekent niet automatisch onderwijsverbetering. Dat kan pas bepaald worden als duidelijk is of datgene waar de processen toe leiden wel of niet wenselijk zijn. De claim van effectiviteit is leeg, als niet duidelijk is wat er beoogd wordt met het onderwijs. De educatieve processen moeten gebaseerd zijn op de bedoeling van onderwijs. In de 10 punten uit de TLRP voldoet, volgens Biesta, eigenlijk alleen punt 1 aan de eis van een onderliggend beoogd doel. De overige 9 zijn algemeen en gedecontextualiseerd. In de praktijk van het onderwijs is de vraag ‘waartoe’ altijd aan de orde; zonder die vraag bestaat onderwijs eenvoudig niet. Onderwijskundig handelen stelt ons altijd voor de vraag wat dat handelen beoogt. De bedoeling van het onderwijs mogen we niet vervangen door een eenvoudige opsomming van leeropbrengsten. Deze constatering van Gert Biesta betekent dat er niet zo eenvoudig gesproken kan worden over evidece-based of evidence-informed onderwijsprogramma’s. Om de simpele reden dat de grotere achterliggende bedoeling vaak ontbreekt.
4. Om helderheid aan te brengen in de bedoeling van onderwijs noemt Biesta zijn zo langzamerhand bekende drie doeldomeinen: kwalificatie, socialisatie en subjectificatie. Kwalificatie heeft te maken met de manieren waarop leerlingen middels onderwijs kennis, vaardigheden en houdingen verwerven waarmee ze dingen kunnen doen. Dat ‘doen’ kan gaan om sommen maken of een beroep uitoefenen, maar ook om succesvol door de complexe multiculturele samenleving te navigeren. Socialisatie heeft te maken met de manieren waarop leerlingen wegwijs gemaakt worden in bestaande tradities, culturen en praktijken en hen uitnodigt daarin hun eigen plaats te vinden. Subjectificatie gaat over het proces gericht op het subject-zijn van de leerling. In de onderwijspraktijk wordt vaak gesproken over persoonsvorming. Volgens Biesta hoeven de drie doeldomeinen niet altijd in perfecte harmonie te bestaan. Er kan spanning ontstaan tussen competitie, dat goed kan zijn in het kader van kwalificatie, met samenwerking, dat nagestreefd wordt bij socialisatie. Of de spanning tussen de vorming van de homo democraticus en de homo economicus. Dit betekent dat voortgang in het ene domein niet automatisch effectief is in een ander domein. De drie doeldomeinen zijn wel onlosmakelijk aan elkaar verbonden. Scholen kunnen socialisatie en subjectificatie niet buiten de deur houden voor succesvolle kwalificatie. Het succesvol in de samenleving navigeren gebeurt in de wereld van nu en die van toekomst (socialisatie) en is afhankelijk van het persoon-zijn van de leerling.
5. Er wordt vaak gedacht dat er een causale relatie bestaat tussen ‘input’-variabelen zoals het lesgeven, het curriculum, de toetsing en misschien ook capaciteiten van leerlingen, de materiële hulpbronnen en het onderwijsbeleid enerzijds en een set van leeropbrengsten anderzijds. Deze gedachte heeft geleid tot een hele onderzoeksindustrie. Biesta noemt hier o.a. het werk van John Hattie. Toch zit er een probleem aan de causale visie op onderwijs en dat is dat er geen ruimte is voor het handelingsvermogen van de actoren in het onderwijs (leraren en leerlingen en docenten en studenten). We zouden de dynamiek van het onderwijs op een andere manier moeten gaan begrijpen. Een manier die juist ruimte kan bieden aan het vrije denken en handelen van alle betrokkenen. Dat vergt ander onderzoek. Inzichten uit de systeemtheorie en de complexiteitstheorie kunnen hierbij goed helpen. Onderwijssystemen zijn niet gesloten, maar open. De grenzen met de omgeving zijn nooit compleet gesloten. Denk bijvoorbeeld aan de interactie tussen leraren en leerlingen (communicatie en interpretatie).
6. Eindeloos herhalen dat leraren zich zouden moeten beperken tot een beperkt aantal interventies, omdat daarvan zou zijn aangetoond dat ze effectief zijn, is zinloos.
7. Biesta vindt dat beleidsmakers te hoge verwachtingen hebben van evidence-based onderwijs. Daarom probeert hij inzichten en argumenten te geven aan diegenen die werkzaam zijn in en rondom het onderwijs om weerstand te bieden aan de oneigenlijke verwachtingen over de rol van evidence in het onderwijs.
8. Biesta maakt onderscheid tussen representationele- en transactionele kennistheorie. Bij de representationele kennistheorie wordt uitgegaan van kennis als een afbeelding of representatie van de wereld die onafhankelijk van degene die daar kennis over heeft bestaat. Bij de transactionele kennistheorie wordt kennis verkregen door experimentele interventies. Dat is kennis over de wereld zoals die ‘verschijnt’ in relatie tot onze interventies. Experimenten kunnen iets zeggen over wat in het verleden heeft gewerkt, maar dat we daaruit nooit kunnen concluderen dat dit in de toekomst ook zo zal werken. Evidence in het verleden kan ons niet voorschrijven hoe we moeten handelen in nieuwe situaties.
9. De dynamiek van aardappelteelt is anders dan van onderwijs. In een gesloten systeem is de relatie tussen interventie en effect goed tot stand te brengen. In een sociaal systeem als het onderwijs is het effect van interventies afhankelijk van de omstandigheden. Onder bepaalde omstandigheden werkt de interventie, in een andere niet.
10. Biesta ziet als een van de belangrijkste ontwikkelingen die in de afgelopen 20 jaar heeft plaatsgevonden in het onderwijs te maken heeft met de inperking van de ruimte voor de leraren om, individueel en collectief, te oordelen over hun eigen handelen. Dit heeft alles te maken met de opkomst van de neo-liberale afrekencultuur.
11. In 1969 publiceerde Joseph Swab een aantal artikelen waarin hij pleitte om het idee van the practical centraal te stellen in curriculumonderzoek en onderwijspraktijk. Het onderwijs is een open systeem. Het heeft altijd te maken met relaties tussen onze handelingen en arrangementen en de gevolgen daarvan, maar nooit met 100% zekerheid. Het onderwijs is een doelgerichte praktijk, die bestaat bij de gratie van doelen en de bedoeling. Het is nooit een kwestie van zomaar leren. Onderwijs is nooit een kwestie van produceren van dingen zoals leeropbrengsten, omdat het onderwijs altijd draait om het bevorderen van goed leven en goed samenleven. Daarmee is goed onderwijs ook altijd verbonden met maatschappelijke, democratische en politieke vraagstukken.
12. Posities op ranglijsten worden verward met goed onderwijs. Indicatoren van kwaliteit zijn in de wereldwijde onderwijs-meetindustrie gaan functioneren als definities van kwaliteit. De ambitie om goed onderwijs te leveren wordt ingeruild voor het behalen van een hoge positie in een ranglijst. De aantrekkingskracht van de meetindustrie heeft te maken met de angst voor het risico en een verlangen naar beheersing. Landen willen niet graag onder doen voor andere landen. Maar moet dat een drijfveer zijn? Moet je het niveau van Zuid-Korea halen op rekenen als je in ogenschouw neemt welke druk er op jongeren uitgevoerd wordt in het onderwijs?
13. Biesta constateert drie verstoringen voor het professionele werk, ook in het onderwijs. De transformatie van cliënten, patiënten en studenten tot klanten. De transformatie van een democratische verantwoordingscultuur naar een technisch-bureaucratische afrekencultuur en de transformatie van professionele kennis tot evidence. In het onderwijs dient het handelen van de educatieve professionals niet gericht te zijn op ‘leeropbrengsten’, maar op de grotere bedoeling van het onderwijs. De professional zal niet simpel leveren wat de leerling wenst, maar speelt een cruciale rol in het proces van needs definition. Voor de needs definition verwijst Biesta naar de Franse pedagoog Philippe Meirieu. In de opvoeding gaat het erom om het kind te helpen te bevrijden van de logica van de grillen. Het gaat om de vraag wat gewenst wordt of wenselijk kan worden geacht. Dit is een vraag die de opvoeder aangaat, maar uiteindelijk door het kind moet worden beantwoord. Wanneer het kind deze vraag eigen gemaakt heeft, ontstaat de mogelijkheid van volwassenheid. Een andere belangrijke taak van de pedagogische professional heeft te maken met de omvorming van machtsrelaties in gezagsrelaties.
Tot zover mijn keuze uit het nieuwe boek van Gert Biesta. Het boek geeft overtuigende argumentatie tegen het klakkeloos overnemen van zogenaamde evidence-based of evidence-informed programma’s. De focus op de effectiviteit van leeropbrengsten is niet zinvol als niet duidelijk is wat beoogd wordt. De bedoeling van onderwijs is in de huidige onderwijspraktijk vaak niet duidelijk beschreven en door docenten en schoolleiders uitgedragen. Ook vanuit beleidsmakers op het ministerie en de politiek is er geen eenduidig idee over de bedoeling van onderwijs. Voorts zie ik het boek als een duidelijk pleidooi voor meer handelingsvrijheid voor docenten en tegengaan van de afrekencultuur en de beklemmende meetcultuur.
Michiel Verbeek, 27 april 2022